Language/French/Grammar/Interrogation/nl

Uit Polyglot Club WIKI
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
This lesson can still be improved. EDIT IT NOW! & become VIP
Rate this lesson:
0.00
(0 stemmen)

French-Language-PolyglotClub.png
FransGrammaticaVan 0 tot A1 CursusInterrogatie

Interrogatieve vorm[bewerken | brontekst bewerken]

Welkom bij deze les over de interrogatieve vorm van Franse zinnen. In deze les leer je hoe je vragen kunt stellen in het Frans.

Basis[bewerken | brontekst bewerken]

Om een vraag te vormen in het Frans, moet je de volgorde van het onderwerp en het werkwoord omdraaien. Bijvoorbeeld:

  • Zin: Je parle français. (Ik spreek Frans.)
  • Vraag: Parles-tu français? (Spreek jij Frans?)

Zoals je ziet, plaats je het werkwoord (parles) vóór het onderwerp (tu) om de vraag te vormen. Ook voeg je een streepje en het woord "tu" toe om de vraag te markeren.

Hier zijn meer voorbeelden:

Frans Uitspraak Nederlands
Parles-tu français? Par-luh too frahn-say? Spreek jij Frans?
Est-ce que tu parles français? Es-kuh too par-luh frahn-say? Spreek jij Frans?
Parlez-vous anglais? Par-lay voo ahn-gleh? Spreek je Engels?
Qu'est-ce que c'est? Kess-kuh say? Wat is dat?

Werkwoorden[bewerken | brontekst bewerken]

In de interrogatieve vorm hebben werkwoorden in het Frans de neiging om aan het begin van de zin te komen. Hier zijn een paar voorbeelden:

  • Zin: Tu manges une pomme. (Je eet een appel.)
  • Vraag: Manges-tu une pomme? (Eet je een appel?)
  • Zin: Il parle français. (Hij spreekt Frans.)
  • Vraag: Parle-t-il français? (Spreekt hij Frans?)
  • Zin: Elle regarde la télévision. (Zij kijkt televisie.)
  • Vraag: Regarde-t-elle la télévision? (Kijkt zij televisie?)

Bijvoeglijke naamwoorden[bewerken | brontekst bewerken]

Bijvoeglijke naamwoorden in het Frans komen vaak vóór het zelfstandig naamwoord. Bij het vormen van vragen moet je de volgorde omdraaien en het bijvoeglijk naamwoord na het zelfstandig naamwoord plaatsen. Bijvoorbeeld:

  • Zin: C'est une belle voiture. (Het is een mooie auto.)
  • Vraag: Est-ce une voiture belle? (Is het een mooie auto?)

Pronominaal bijwoord "y"[bewerken | brontekst bewerken]

Het pronominaal bijwoord "y" wordt gebruikt om naar een plaats of locatie te verwijzen. Het wordt meestal vóór het werkwoord geplaatst in de interrogatieve vorm. Bijvoorbeeld:

  • Zin: Il va à la plage. (Hij gaat naar het strand.)
  • Vraag: Va-t-il à la plage? (Gaat hij naar het strand?)
  • Zin: Nous allons au cinéma. (Wij gaan naar de bioscoop.)
  • Vraag: Allons-nous au cinéma? (Gaan wij naar de bioscoop?)

Negatieven[bewerken | brontekst bewerken]

Als je een negatieve vraag wilt stellen in het Frans, plaats je het woord "ne" vóór het werkwoord en het woord "pas" erna. Bijvoorbeeld:

  • Zin: Tu parles français. (Je spreekt Frans.)
  • Vraag: Ne parles-tu pas français? (Spreek je geen Frans?)
  • Zin: Il va à la plage. (Hij gaat naar het strand.)
  • Vraag: Ne va-t-il pas à la plage? (Gaat hij niet naar het strand?)

Voorzetsels[bewerken | brontekst bewerken]

Als de vraag een voorzetsel bevat, moet je het voorzetsel aan het einde van de zin plaatsen. Bijvoorbeeld:

  • Zin: Il parle avec Marie. (Hij spreekt met Marie.)
  • Vraag: Parle-t-il avec Marie? (Spreekt hij met Marie?)
  • Zin: Je vais chez le médecin. (Ik ga naar de dokter.)
  • Vraag: Vas-tu chez le médecin? (Ga je naar de dokter?)

Samenvatting[bewerken | brontekst bewerken]

Om een vraag te vormen in het Frans, moet je de volgorde van het onderwerp en het werkwoord omdraaien. Bijvoeglijke naamwoorden moeten na het zelfstandig naamwoord worden geplaatst. Pronominaal bijwoord "y" wordt vóór het werkwoord geplaatst. Negatieve vragen bevatten het woord "ne" vóór het werkwoord en "pas" erna. Voorzetsels komen aan het einde van de zin.

Oefeningen[bewerken | brontekst bewerken]

  • Vraag: Parlez-vous espagnol? (Spreek je Spaans?)
  • Antwoord:
  • Vraag: Quand est-ce que tu vas au travail? (Wanneer ga je naar het werk?)
  • Antwoord:
  • Vraag: Est-ce que tu aimes le fromage? (Houd je van kaas?)
  • Antwoord:
  • Vraag: D'où viens-tu? (Waar kom je vandaan?)
  • Antwoord:
  • Vraag: Combien de frères et sœurs as-tu? (Hoeveel broers en zussen heb je?)
  • Antwoord:

SEO-tags[bewerken | brontekst bewerken]


Andere lessen[bewerken | brontekst bewerken]


Contributors

Maintenance script


Create a new Lesson