Language/Spanish/Grammar/Ser-and-Estar/nl
< Language | Spanish | Grammar | Ser-and-Estar
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Translate to: Հայերէն Български език 官话 官話 Hrvatski jezik Český jazyk
Nederlands
English Suomen kieli Français Deutsch עברית हिन्दी Magyar Bahasa Indonesia فارسی Italiano 日本語 Қазақ тілі 한국어 Lietuvių kalba Νέα Ελληνικά Şimali Azərbaycanlılar Język polski Português Limba Română Русский язык Српски العربية القياسية Svenska Wikang Tagalog தமிழ் ภาษาไทย Türkçe Українська мова Urdu Tiếng ViệtRate this lesson:
Belangrijke grammaticale kwesties[bewerken | brontekst bewerken]
In deze les zullen we de twee belangrijkste werkwoorden voor 'zijn' in het Spaans leren kennen: 'ser' en 'estar'. Beide werkwoorden betekenen 'zijn', maar ze worden in verschillende situaties gebruikt. We zullen de belangrijkste verschillen tussen deze twee werkwoorden leren kennen en hoe ze correct kunnen worden gebruikt.
Ser[bewerken | brontekst bewerken]
Het werkwoord 'ser' wordt gebruikt om de volgende situaties uit te drukken:
Identiteit[bewerken | brontekst bewerken]
- Voorbeelden:
Spaans | Uitspraak | Nederlands |
---|---|---|
Yo soy José. | jo soi xo'se | Ik ben José. |
Ella es mi hermana. | e'ʎa es mi er'mana | Zij is mijn zus. |
Ellos son mis amigos. | 'el.ʎos son mis a'miɣos | Zij zijn mijn vrienden. |
Nationaliteit[bewerken | brontekst bewerken]
- Voorbeelden:
Spaans | Uitspraak | Nederlands |
---|---|---|
Yo soy francés. | jo soi fran'ses | Ik ben Frans. |
Ella es española. | e'ʎa es espa'ɲola | Zij is Spaans. |
Ellos son mexicanos. | 'el.ʎos son meksi'kanos | Zij zijn Mexicaans. |
Beroep[bewerken | brontekst bewerken]
- Voorbeelden:
Spaans | Uitspraak | Nederlands |
---|---|---|
Yo soy profesor. | jo soi profe'sor | Ik ben leraar. |
Ella es doctora. | e'ʎa es dok'tora | Zij is dokter. |
Ellos son estudiantes. | 'el.ʎos son es.tu'ðjantes | Zij zijn studenten. |
Persoonlijkheid[bewerken | brontekst bewerken]
- Voorbeelden:
Spaans | Uitspraak | Nederlands |
---|---|---|
Mi novia es simpática. | mi no'βja es sim'patika | Mijn vriendin is vriendelijk. |
Mi amigo es inteligente. | mi a'miɣo es in.telixen'te | Mijn vriend is intelligent. |
Mi hermana es fuerte. | mi er'mana es 'fwer.te | Mijn zus is sterk. |
Estar[bewerken | brontekst bewerken]
Het werkwoord 'estar' wordt gebruikt om de volgende situaties uit te drukken:
Locatie[bewerken | brontekst bewerken]
- Voorbeelden:
Spaans | Uitspraak | Nederlands |
---|---|---|
Yo estoy en casa. | jo es'toi en 'kasa | Ik ben thuis. |
El libro está en la mesa. | el 'liβɾo es'ta en la 'mesa | Het boek is op de tafel. |
Los niños están en el parque. | los 'niɲos es'tan en el 'paɾke | De kinderen zijn in het park. |
Tijdelijke toestand[bewerken | brontekst bewerken]
- Voorbeelden:
Spaans | Uitspraak | Nederlands |
---|---|---|
Estoy cansado. | es'toi kan'sado | Ik ben moe. |
Ella está enferma. | e'ʎa es'ta en'feɾma | Zij is ziek. |
Ellos están contentos. | 'el.ʎos es'tan kon'tentos | Zij zijn blij. |
Bepaalde eigenschap[bewerken | brontekst bewerken]
- Voorbeelden:
Spaans | Uitspraak | Nederlands |
---|---|---|
La casa está limpia. | la 'kasa es'ta 'limpa | Het huis is schoon. |
El coche está averiado. | el 'kotʃe es'ta aβe'ɾjado | De auto is kapot. |
La comida está fría. | la ko'miða es'ta 'fɾia | Het eten is koud. |
Oefeningen[bewerken | brontekst bewerken]
- Gebruik 'ser' of 'estar' om de juiste vorm in te vullen:
- Yo ___ francés. (ser)
- Ella ___ en el cine. (estar)
- Los perros ___ en el jardín. (estar)
- Mi hermano ___ inteligente. (ser)
- El agua ___ fría. (estar)
- Vertaal de volgende zinnen naar het Spaans:
- Ik ben moe.
- Hij is mijn vriend.
- De kamer is schoon.
- Wij zijn Spaans.
- Zij zijn in het park.
Video's[bewerken | brontekst bewerken]
Flip Spaans: Ser en estar - YouTube[bewerken | brontekst bewerken]
Andere lessen[bewerken | brontekst bewerken]
- Complete 0 tot A1 Cursus → Grammatica → Tegenwoordige Tijd Werkwoorden
- Complete 0 tot A1 Spaanse Cursus → Grammatica → Indirecte Object Voornaamwoorden
- Complete 0 tot A1 Spaans Cursus → Grammatica → Directe Object Pronouns
- Complete 0 tot A1 Spaanse Cursus → Grammatica → Onderwerp Voornaamwoorden
- 0 tot A1 Cursus → Grammatica → Het Spaanse Alfabet en Uitspraak
- 0 tot A1-cursus → Grammatica → Beschrijvende Bijvoeglijke Naamwoorden
- 0 tot A1-cursus → Grammatica → Demonstratieve bijvoeglijke naamwoorden
- Volledige cursus 0 tot A1 → Grammatica → Bepaalde en Onbepaalde Lidwoorden
- 0 to A1 Course
- Complete 0 tot A1-cursus → Grammatica → Zelfstandige naamwoorden en geslacht
- Volledige 0 tot A1 Spaanse cursus → Grammatica → Wederkerende Werkwoorden
- Por vs Para