Language/Czech/Grammar/Past-Tense/nl
Verleden Tijd[bewerken | brontekst bewerken]
In deze les leer je hoe je de verleden tijd kunt gebruiken om te praten over gebeurtenissen die al hebben plaatsgevonden.
Reguliere Werkwoorden[bewerken | brontekst bewerken]
Reguliere werkwoorden in het Tsjechisch worden gevormd door de uitgangen '-l' of '-la' aan de stam van het werkwoord toe te voegen. Hier is een tabel met voorbeelden:
Tsjechisch | Uitspraak | Nederlands |
---|---|---|
hrát (spelen) | /hra:t/ | speelde |
cestovat (reizen) | /tsestova:t/ | reisde |
pracovat (werken) | /pratsovat/ | werkte |
Onregelmatige Werkwoorden[bewerken | brontekst bewerken]
Er zijn veel onregelmatige werkwoorden in het Tsjechisch, en de meeste daarvan hebben geen duidelijke regels voor de vervoeging in de verleden tijd. Hier is een tabel met enkele veelvoorkomende onregelmatige werkwoorden:
Tsjechisch | Uitspraak | Nederlands |
---|---|---|
být (zijn) | /bi:t/ | was |
jít (gaan) | /ji:t/ | ging |
mít (hebben) | /mi:t/ | had |
vidět (zien) | /vi:dɛt/ | zag |
Nuttige Uitdrukkingen in de Verleden Tijd[bewerken | brontekst bewerken]
Hier zijn enkele nuttige uitdrukkingen in de verleden tijd:
- Ik speelde tennis. - Hrál jsem tenis.
- We reisden naar Praag. - Cestovali jsme do Prahy.
- Hij werkte in een winkel. - Pracoval v obchodě.
- Zij zag de film gisteravond. - Viděla film včera večer.
Conclusie[bewerken | brontekst bewerken]
In deze les heb je geleerd hoe je de verleden tijd kunt gebruiken om te praten over gebeurtenissen die al hebben plaatsgevonden. Je hebt ook geleerd hoe reguliere en onregelmatige werkwoorden in de verleden tijd worden vervoegd en enkele nuttige uitdrukkingen in de verleden tijd gezien.