Language/Swedish/Grammar/Reflexive-pronouns/nl
WAT ZIJN WEDERKERENDE VOORNAAMWOORDEN?[bewerken | brontekst bewerken]
Wederkerende voornaamwoorden zijn voornaamwoorden die verwijzen naar het onderwerp van de zin. In het Zweeds worden wederkerende voornaamwoorden gebruikt om aan te geven dat de handeling die door het werkwoord wordt uitgedrukt, wordt uitgevoerd door het onderwerp op zichzelf.
Er zijn twee soorten wederkerende voornaamwoorden in het Zweeds: reflexieve en wederkerende voornaamwoorden. In deze les zullen we ons concentreren op reflexieve voornaamwoorden.
REFLEXIEVE VOORNAAMWOORDEN[bewerken | brontekst bewerken]
Reflexieve voornaamwoorden worden gebruikt wanneer het onderwerp en het lijdend voorwerp dezelfde persoon zijn. Ze worden gevormd door "sig" aan het einde van het persoonlijk voornaamwoord toe te voegen. Hier is een tabel met de reflexieve voornaamwoorden in het Zweeds:
Zweeds | Uitspraak | Nederlands |
---|---|---|
Jag tvättar mig | [jag 'twætːsar mej] | Ik was mezelf |
Du tvättar dig | [du 'twætːsar dɛj] | Jij wast jezelf |
Han tvättar sig | [han 'twætːsar sɛj] | Hij wast zichzelf |
Hon tvättar sig | [hɔn 'twætːsar sɛj] | Zij wast zichzelf |
Vi tvättar oss | [vi 'twætːsar ɔs] | Wij wassen onszelf |
Ni tvättar er | [ni 'twætːsar ɛr] | Jullie wassen jezelf |
De tvättar sig | [dɛ 'twætːsar sɛj] | Zij wassen zichzelf |
Merk op dat reflexieve voornaamwoorden altijd in de derde persoon staan en overeenkomen met het onderwerp van de zin.
GEBRUIK VAN REFLEXIEVE VOORNAAMWOORDEN[bewerken | brontekst bewerken]
Reflexieve voornaamwoorden worden gebruikt in de volgende situaties:
1. Wanneer het onderwerp zichzelf wast, kleedt, scheert, enz.: - Jag tvättar mig. (Ik was mezelf.) - Han rakar sig. (Hij scheert zichzelf.) - Hon klär på sig. (Zij kleedt zichzelf aan.)
2. Wanneer het onderwerp zichzelf iets aandoet: - Jag skär mig. (Ik snij mezelf.) - Han bränner sig. (Hij brandt zichzelf.) - Hon skadar sig. (Zij verwondt zichzelf.)
3. Wanneer het onderwerp zichzelf iets belooft: - Jag lovar mig själv att träna varje dag. (Ik beloof mezelf om elke dag te trainen.) - Han bestämmer sig för att sluta röka. (Hij besluit om te stoppen met roken.) - Hon tänker på sig själv först. (Zij denkt eerst aan zichzelf.)
4. Wanneer het onderwerp zichzelf uitdrukt: - Jag frågar mig själv varför jag gör det här. (Ik vraag me af waarom ik dit doe.) - Han säger till sig själv att han kan klara det. (Hij zegt tegen zichzelf dat hij het kan halen.) - Hon övertalar sig själv att gå på dejt. (Zij overtuigt zichzelf om op een date te gaan.)
OEFENING[bewerken | brontekst bewerken]
Vertaal de volgende zinnen naar het Zweeds:
1. Ik kleed me aan. 2. Jij snijdt jezelf. 3. Hij belooft zichzelf om meer te oefenen. 4. Zij denkt aan zichzelf. 5. Wij wassen onszelf.
ANTWOORDEN[bewerken | brontekst bewerken]
1. Jag klär på mig. 2. Du skär dig. 3. Han lovar sig själv att öva mer. 4. Hon tänker på sig själv. 5. Vi tvättar oss.