Language/Swedish/Grammar/Reflexive-pronouns/nl

Uit Polyglot Club WIKI
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
This lesson can still be improved. EDIT IT NOW! & become VIP
Rate this lesson:
0.00
(0 stemmen)

Swedish-Language-PolyglotClub.png
ZweedsGrammaticaComplete 0 tot A1 CursusWederkerende voornaamwoorden

WAT ZIJN WEDERKERENDE VOORNAAMWOORDEN?[bewerken | brontekst bewerken]

Wederkerende voornaamwoorden zijn voornaamwoorden die verwijzen naar het onderwerp van de zin. In het Zweeds worden wederkerende voornaamwoorden gebruikt om aan te geven dat de handeling die door het werkwoord wordt uitgedrukt, wordt uitgevoerd door het onderwerp op zichzelf.

Er zijn twee soorten wederkerende voornaamwoorden in het Zweeds: reflexieve en wederkerende voornaamwoorden. In deze les zullen we ons concentreren op reflexieve voornaamwoorden.

REFLEXIEVE VOORNAAMWOORDEN[bewerken | brontekst bewerken]

Reflexieve voornaamwoorden worden gebruikt wanneer het onderwerp en het lijdend voorwerp dezelfde persoon zijn. Ze worden gevormd door "sig" aan het einde van het persoonlijk voornaamwoord toe te voegen. Hier is een tabel met de reflexieve voornaamwoorden in het Zweeds:

Zweeds Uitspraak Nederlands
Jag tvättar mig [jag 'twætːsar mej] Ik was mezelf
Du tvättar dig [du 'twætːsar dɛj] Jij wast jezelf
Han tvättar sig [han 'twætːsar sɛj] Hij wast zichzelf
Hon tvättar sig [hɔn 'twætːsar sɛj] Zij wast zichzelf
Vi tvättar oss [vi 'twætːsar ɔs] Wij wassen onszelf
Ni tvättar er [ni 'twætːsar ɛr] Jullie wassen jezelf
De tvättar sig [dɛ 'twætːsar sɛj] Zij wassen zichzelf

Merk op dat reflexieve voornaamwoorden altijd in de derde persoon staan en overeenkomen met het onderwerp van de zin.

GEBRUIK VAN REFLEXIEVE VOORNAAMWOORDEN[bewerken | brontekst bewerken]

Reflexieve voornaamwoorden worden gebruikt in de volgende situaties:

1. Wanneer het onderwerp zichzelf wast, kleedt, scheert, enz.: - Jag tvättar mig. (Ik was mezelf.) - Han rakar sig. (Hij scheert zichzelf.) - Hon klär på sig. (Zij kleedt zichzelf aan.)

2. Wanneer het onderwerp zichzelf iets aandoet: - Jag skär mig. (Ik snij mezelf.) - Han bränner sig. (Hij brandt zichzelf.) - Hon skadar sig. (Zij verwondt zichzelf.)

3. Wanneer het onderwerp zichzelf iets belooft: - Jag lovar mig själv att träna varje dag. (Ik beloof mezelf om elke dag te trainen.) - Han bestämmer sig för att sluta röka. (Hij besluit om te stoppen met roken.) - Hon tänker på sig själv först. (Zij denkt eerst aan zichzelf.)

4. Wanneer het onderwerp zichzelf uitdrukt: - Jag frågar mig själv varför jag gör det här. (Ik vraag me af waarom ik dit doe.) - Han säger till sig själv att han kan klara det. (Hij zegt tegen zichzelf dat hij het kan halen.) - Hon övertalar sig själv att gå på dejt. (Zij overtuigt zichzelf om op een date te gaan.)

OEFENING[bewerken | brontekst bewerken]

Vertaal de volgende zinnen naar het Zweeds:

1. Ik kleed me aan. 2. Jij snijdt jezelf. 3. Hij belooft zichzelf om meer te oefenen. 4. Zij denkt aan zichzelf. 5. Wij wassen onszelf.

ANTWOORDEN[bewerken | brontekst bewerken]

1. Jag klär på mig. 2. Du skär dig. 3. Han lovar sig själv att öva mer. 4. Hon tänker på sig själv. 5. Vi tvättar oss.


Andere lessen[bewerken | brontekst bewerken]

Sjabloon:Swedish-Page-Bottom

Contributors

Maintenance script


Create a new Lesson